HULPMIDDELEN BIJ HET DAGELIJKS WERK
kiezen, voor zijn kiezen krijgt: waarmee je geconfronteerd wordt zonder dat je erom gevraagd hebt.
tanden, zijn tanden op elkaar zet: doorzet en zijn boosheid of pijn niet laat merken.
kolder: onzin, dwaasheid.
koesteren: opkweken en onderhouden.
kantoorbediende: iemand die de archieven verzorgt, brieven typt, archiveert, enz.
gemakzuchtig: zijn gemak zoekend, moeite en inspanning vermijdend.
vertroetelen: teder verzorgen.
ploegbaas: iemand die de leiding heeft over een groep arbeiders.
hangaar: een groot gebouw waar vliegtuigen worden geparkeerd of gerepareerd.
heg: een rij struiken die een omheining rond een veld vormen.
vrije tijd: tijd waarin je je kunt ontspannen of niets doen in plaats van werken.
model: een voorbeeld van de juiste manier om iets te doen of te bereiken.
filistijnen, naar de filistijnen: emotioneel van streek; kapot, onbruikbaar.
positie: een goed uitgangspunt van waar iets mogelijk is.
vat krijgen op: iets doorhebben; iets onder controle brengen.
vleugelpunten: de uiteinden van een vliegtuigvleugel.
werklast: de hoeveelheid werk die iemand moet doen.