Let us know how it is going
4.‎1 LEES HET ARTIKEL

Het Schrijven van Taakstellingen voor Programma’s

Wanneer je taakstellingen opstelt voor een programma, zijn er een aantal punten die je in gedachten moet houden. Het gebruik van deze punten zal je helpen om je programma’s gedaan te krijgen en om je plannen te verwezenlijken.

Eén punt is dat de eerste taakstelling van een programma een productietaakstelling moet zijn. Dit type taakstelling stelt hoeveelheden vast, gewoonlijk uitgezet tegen een tijd. Een voorbeeld van een productietaakstelling zou zijn: “Alle acceptatiebrieven uiterlijk op 15 april verstuurd aan de komende najaarsstudenten.”

Maar ook al moet de eerste taakstelling een productietaakstelling zijn, je kunt eigenlijk geen alleenstaande productietaakstelling schrijven. De reden hiervoor is dat iemand de taakstelling zou moeten doen. En zodra je iemand hebt om het te doen, ben je begonnen met dingen te organiseren. Er moet dus van enig organiseren sprake zijn vanaf het allereerste begin.

Laten we zeggen dat er op dit moment voor de productietaakstelling hierboven slechts één persoon is die het werk zou kunnen doen van het versturen van de acceptatiebrieven, maar dat je weet dat er nog een paar mensen extra nodig zijn om alle brieven voor 15 april verstuurd te krijgen. Je zou dan dus een taakstelling aan het programma moeten toevoegen om nog twee mensen te krijgen die ook aan het versturen van deze brieven werken.

De eerste taakstelling zou dus feitelijk bestaan om wie er op dit moment is, te laten beginnen met het schrijven en het versturen van de brieven. En de tweede taakstelling zou dan bestaan uit het meer mensen krijgen om hiermee aan het werk te gaan. Anders zou de productie niet doorgaan.

Er moet dus op onmiddellijke basis georganiseerd worden om productie te laten plaatsvinden.

Taakstellingen zouden beëindigbaar (doenlijk, voltooibaar, afrondbaar) moeten zijn.

Soms zie je weleens een taakstelling die zo geschreven is, dat ze in feite niet kan worden beëindigd. Dit gebeurt gewoonlijk omdat zo’n taakstelling geen specifieke actie geeft die iemand kan doen.

Een taakstelling als “Onderhoud vriendelijke relaties met de omgeving (het gebied)” geeft iemand geen uit te voeren actie, en is dus niet beëindigbaar.

Nou, als de taakstelling iets zei als “Bezoek mevrouw Smit en meneer Jansen en vertel ze over ...”, enzovoort, dan is dat een actie die WEL kan worden gedaan.

Taakstellingen zouden beëindigbaar (doenlijk, voltooibaar, afrondbaar) moeten zijn. Je programma’s zullen een betere kans hebben om te bewerkstelligen wat je wilt dat ze bewerkstelligen, wanneer de taakstellingen van het programma kunnen worden voltooid.

Nu dat je de verschillende typen taakstellingen hebt geleerd en hoe je ze opstelt, kun je deze taakstellingen bij elkaar voegen en hele programma’s schrijven.

Onderstaand vind je twee voorbeeldprogramma’s. Ze bevatten de verschillende typen taakstellingen waaruit een standaard programma is samengesteld. Ze laten ook zien hoe de taakstellingen zijn georganiseerd zodat ze op elkaar aansluiten en zich in de juiste volgorde bevinden.

Elk voorbeeldprogramma heeft een specifieke doelstelling. Met het eerste programma zul je leren hoe taakstellingen worden gebruikt en hoe een programma moet worden gedaan. Met het tweede programma zul je leren over productie.

Door deze twee programma’s uit te voeren, één taakstelling per keer, zul je zien hoe de stap-voor-stap-rangschikking van taakstellingen de acties gemakkelijk en bruikbaar maakt. Je zult ook de verschillende typen taakstellingen zien en hoe ze samenwerken.

Zodra je ze hebt voltooid, zul je in staat zijn om je eigen programma’s te schrijven en uit te voeren. Dat zal je duidelijk maken hoe je je doelen en doelstellingen kunt bewerkstelligen.

Voorbeeldprogramma nr. 1

Doelstelling: Leren hoe taakstellingen worden gebruikt en hoe een programma uit te voeren.

Hoofdtaakstelling: Het gedaan te krijgen.

Primaire taakstelling:

1. Lees dit programma eenmaal door en voer daarna elke taakstelling uit.

Essentiële Taakstellingen:

1. Wees eerlijk bij het doen hiervan.

2. Doe het volledig.

3. Zet een vinkje bij elke taakstelling die je hebt gedaan.

Uit te voeren Taakstellingen:

1. Trek je rechterschoen uit. Bekijk de zool. Kijk wat erop zit. Trek je schoen weer aan.

2. Ga wat water drinken.

3. Neem een velletje papier. Teken er drie concentrische cirkels op (cirkels die binnen elkaar zijn getekend en die hetzelfde middelpunt hebben). Draai het om. Schrijf je naam op de achterkant. Scheur het aan stukken en stop de snippers in een boek.

4. Trek je linkerschoen uit. Bekijk de zool. Kijk wat erop zit. Trek je schoen weer aan.

5. Zoek iemand op en zeg “hallo” tegen hem. Keer terug en schrijf een bericht aan jezelf waarin je vermeldt hoe het door die persoon werd ontvangen.

6. Trek je beide schoenen uit, sla de hakken drie keer tegen elkaar en trek de schoenen weer aan.

7. Maak een lijst met projecten die je in je leven helemaal niet hebt uitgevoerd of niet hebt afgemaakt.

8. Schrijf de redenen daarvoor op.

9. Kijk dit programma zorgvuldig na om je ervan te verzekeren dat je het allemaal eerlijk hebt uitgevoerd.

10. Als je je bij het uitvoeren van dit programma dingen hebt gerealiseerd, schrijf deze dan op.

11. Besluit of je dit programma eerlijk hebt uitgevoerd.

Voorbeeldprogramma nr. 2

Doelstelling: Over productie te leren.

Hoofdtaakstelling: Werkelijk iets produceren.

Primaire Taakstellingen:

1. Zorg voor een potlood en vijf vellen papier.

2. Ga ergens zitten zodat je dit programma kunt doen.

Essentiële Taakstellingen:

1. Lees een uit te voeren taakstelling en zorg ervoor dat je die helemaal afwerkt voordat je verder gaat.

2. Zorg dat je precies produceert waar om wordt gevraagd.

Uit te voeren Taakstellingen:

1. Geef de indruk erg druk bezig te zijn zonder dat je in feite iets doet.

2. Doe dit opnieuw maar wees deze keer zeer overtuigend (laat iemand geloven dat iets waar is).

3. Werk uit wat het product is van je werk of activiteit. Zorg dat je, indien nodig, hulp van iemand anders krijgt.

4. Leg de papieren op je bureau recht.

5. Neem het eerste vel papier waar per de primaire taakstellingen om wordt gevraagd. Schrijf op of Nr. 4 al dan niet uit productie bestond.

6. Vind een document of bericht dat op geen enkele manier bijdraagt aan het voortbrengen van je eigen product.

7. Geef er antwoord op.

8. Neem het tweede vel waar in de primaire taakstelling om wordt gevraagd. Schrijf erop waarom de handeling in stap 7 volledig gerechtvaardigd is.

9. Pak het derde vel papier en teken er op uit hoe je op je werk of in je activiteit communicaties ontvangt.

10. Breng één correct product van je werk voort, helemaal af en van hoge kwaliteit.

11. Lever het.

12. Bekijk de uit te voeren taakstellingen om te zien welke daarvan je het beste gevoel gaf.

13. Neem het vierde vel papier en schrijf erop of productie wel of niet de maatstaf voor het moreel is (de mentale en emotionele houding van een individu of groep en de hoeveelheid enthousiasme die ze tonen voor de activiteit waarmee ze bezig zijn).

14. Neem het vijfde vel papier, gebruik het als voorblad en schrijf er een samenvatting op van het programma.

15. Besef dat je een programma hebt voltooid.

OPMERKING: Om door te gaan, moet je alle voorgaande stappen van deze cursus voltooien. Je laatste onvolledige stap is
OPMERKING: Je had een aantal antwoorden die niet juist waren. Lees om verder te gaan het artikel opnieuw en test dan opnieuw je begrip ervan.